Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [50]De wachter zeide: [51]De morgenstond is gekomen, en [52]het is nog nacht; wilt gijlieden [53]vragen, [54]vraagt; [55]keert weder, [56]komt. 50. Dat is, ik, Jesaja, spreek ulieden, o gij Edomieten, dit toe. 51. Alsof hij zeide: Het is waar, gijlieden hebt nu lang in goede rust gezeten, maar dit zult gij weten, dat gij binnenkort door de Assyriers zult overvallen worden, te weten als zij uwe naburen zullen aantasten. 52. Of, het zal ook nacht worden; alsof hij zeide: Na deze rust zal u ellende overkomen. 53. Te weten den Heere, namelijk door mij, hoe het u gaan zal. Anders: zoeken; te weten den Heere. 54. Dat is zo doet het met ernst, en drijft den spot niet met God noch met mij, zijn dienaar. 55. Bekeer u van uw boze wegen tot den weg der gerechtigheid, welke de rechte weg is. 56. Komt tot ons, die het volk Gods zijn.